
wijlen Willy Van den Bussche UIT MIJN ARCHIEF - gesprek Beaufort 2006
Oostende, koningin der badsteden, zee en strand, vakantie? Het lijkt niet enkel zo, het is ook echt een vakantiedag, althans voor mij. Een allang geplande afspraak met Willy Van den Bussche, oprichter en hoofdconservator van het PMMK-Museum voor Moderne Kunst–aan–Zee en het PMCP-Museum Constant Permeke, staat in mijn agenda. Ik kijk er zelf al een tijd naar uit om deze stuwende kracht achter 2003 Beaufort en 2006 Beaufort te mogen ontmoeten.
Terwijl ik bij de balie van het Museum te Oostende wacht, valt me de dynamiek op: interviews, fotosessies; zelfs schilders en elektrische bedradingen lopen door elkaar, maar je merkt dat er een duidelijke lijn in zit. Het einde van de voorbereiding nadert, de tentoonstelling kan bijna geopend worden. Wie van deze mensen zal nu mijn gesprekspartner zijn, sta ik me af te vragen. Maar lang hoef ik niet te wachten, een opvallende verschijning stapt me met gezwinde tred tegemoet. Na de korte kennismaking moet ik me algauw reppen om de heer Van den Bussche bij te houden. ‘Stap maar in mijn wagen, we gaan even met vakantie.’
Na een korte rit stoppen we voor een restaurant.
Vakantie
Neemt Willy Van den Bussche geen vakantie?
‘Voor mij is het elke dag een beetje vakantie; mijn werk is mijn hobby en omgekeerd. Om me te ontspannen, trek ik af en toe wat tijd uit om te kunnen genieten van lekker eten en rust. Al deze ingrediënten vind ik hier aan de kust, dus andere vakantie hoeft voor mij niet echt. Ik ga nooit echt met vakantie, ik ben altijd aan het werk.’
Hoe komt het dat, behalve op dit moment rond 2006 Beaufort, het PMMK en / of Willy Van den Bussche weinig bekendheid genieten?
‘Het heeft te maken met de media. Ik ben al jarenlang met kunst bezig en niet met mezelf; ik schuif mezelf niet op het voorplan. Mijn keuzes zijn ook geen evidenties. Ik geloof ten stelligste in wat ik breng, in de collectieopbouw en in de schilderkunst, maar het is niet de populairste weg. Nu echter, na jaren van eenzame strijd, begin ik de vruchten te plukken. Ik heb mij ook nooit laten weglachen...’
Hoe zit Van den Bussches gedrevenheid in het museum verweven?
‘Ikzelf ben steeds bezig geweest met tekenen. Al vanaf mijn 5de. Een kunstenaar word je niet, je bent dat, praktiserend of niet. Ik heb in mijn jeugd geschilderd, gebeeldhouwd, tentoonstellingen georganiseerd en ga zo maar door. Mijn gedrevenheid was er en moest een uitlaatklep krijgen. Aanvankelijk koos ik voor de richting psychologie, maar ik besefte al snel dat dit niet de juiste keuze was. Ik ging te diep op de problematiek in, ik trok het me te veel aan. Tezelfdertijd schilderde ik portretten, vooral de passie voor de psyche van de figuur intrigeerde mij. Ik trachtte de psychologie van de geportretteerde weer te geven in de achtergrond door gebruik te maken van psychologische, ondersteunende kleuren. Kunstgeschiedenis ging voor mij hand in hand met de psychologie, vandaar mijn overstap naar de studies Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde aan de Universiteit van Gent. Je moet keuzes maken. Je kunt niet tegelijkertijd kunstenaar spelen, een museum leiden en tentoonstellingen maken. Ik zie ook veel te veel, wat moet ik daar als kunstenaar zelf nog aan toe voegen? Elke dag ga ik de confrontatie met kunst aan, ik heb het allemaal al gezien. Soms stel ik zelfs vast dat ik dingen zie, die ik zelf nog in gedachten heb gehad. Ik heb altijd mijn creativiteit in mijn dagelijkse bezigheden gestoken. Vandaar het enorme belang dat ik steeds gehecht aan de opstelling en inrichting van tentoonstellingen. Vanuit iedere hoek van de ruimte, waarin kunst tot haar recht moet komen, bekijk ik steeds alle mogelijke oplossingen om er dan inhoudelijk en visueel het beste van te maken. Ik laat niets aan het toeval over. Ook in het leven bestaat toeval niet. Nu kan ik met een project als 2003 Beaufort en 2006 Beaufort perfect mijn creativiteit botvieren.’
Deelnemende kunstenaars
Sinds de vorige editie vraag ik me af hoe de deelnemende kunstenaars geselecteerd worden…
‘Op basis van de beschikbare locaties contacteer ik een aantal mogelijke kandidaten. Er zijn kunstenaars die weigeren omwille van een te volle agenda. Maar diegenen die ik vraag en kunnen meedoen, zijn zeer enthousiast. Neem bijvoorbeeld Andries Botha. Deze Zuid-Afrikaan kreeg een opdracht en moest zijn creativiteit aanpassen. Het resultaat is een kudde van negen olifanten die in slagorde de duinen van De Panne uit vlucht. De olifant is het meest majestueuze en representatieve dier van wat de Zuid-Afrikanen omschrijven als The Big Five. Het project houdt verband met de bescheiden poging om komaf te maken met het Eurocentrisme van de Westerse kunstwereld, waarin Afrikaanse kunstenaars nog steeds te weinig vertegenwoordigd zijn. In tweede instantie is het een vraagstelling over de huidige normen en waarden van de hedendaagse kunstwereld met betrekking tot de status van de kunstenaars versus die van de ambachtsman. De Afrikaanse aanwezigheid in De Panne refereert aan de geschiedenis uit de 17de eeuw toen Vlaamse boeren vanuit deze streek naar Zuid-Afrika emigreerden om er een nieuw leven op te bouwen.’
Dat is één van de voorbeelden waarbij Van den Bussche het onderwerp of thema oplegt, maar werken de andere kunstenaars vanuit hun eigen creatievrijheid?
‘Inderdaad, allen werken vanuit hun eigen creativiteit; ook Botha en zijn Afrikaanse metgezellen. De plaats of het strand vormt enerzijds een beperking. Anderzijds is het strand voldoende weids om de nodige ruimte voor creativiteit te bieden. De zee als metafoor voor ongebreidelde fantasie staat hier voorop. Deze locatie is vooraf bepaald. De plaats heeft ook de keuze van de kunstenaars bepaald. Met mijn kennis van de locaties kon ik in mijn registers de best geplaatste kunstenaar voor die locatie opzoeken.’
Dus kiest de kunstenaar de locatie niet zelf…
‘Nee, anders is de werking niet mogelijk. Je moet ergens beperkingen opleggen. Alles moet ook passen in het totale project, er moet een dialoog zijn met de plaats. Uiteindelijk situeren zich een dertigtal kunstenaars langsheen de tien kustgemeenten. De locatie en het kunstwerk worden tijdelijk één groot medium.’
Hier ligt dan ook de link met Beaufort Inside?
‘Inderdaad, het zich toe-eigenen van dingen is in de hedendaagse kunst een beweging die resulteert in een zeer sterke verruiming van de mogelijkheden. De Belgische surrealist René Magritte tekende voor de doorbraak van dit ideeëngoed waarin de vervreemding centraal staat. Het kloppende hart van de tentoonstelling Beaufort Inside wordt gevormd door sleutelwerken van René Magritte opgesteld als in een cenakel.’
Schilderkunst is tijdloos
Nieuw dit seizoen is de integratie van schilderkunst in de Beaufort Route. Nochtans lijkt het niet zo evident om in een buitenexpositie dit medium te introduceren…
‘Voor de eerste editie, 2003 Beaufort, koos ik billboards; deze toepassing treffen we nu overal aan. Ikzelf ben een vurige verdediger van de schilderkunst. Ook in het aankoopbeleid voor de opbouw van de vaste collecties ligt de nadruk op schilderkunst. In de jaren 1980 werd de schilderkunst ronduit weggelachen als een ouderwets medium. Maar de mens heeft altijd geschilderd en zal dit ook blijven doen. Mijn grote overzichtstentoonstelling rond Permeke reisde zelfs rond van Parijs tot Shanghai. Ik blijf de nadruk leggen op Belgische kunst, met een belangrijke input van schilderkunst en ik blijf haar internationaal positioneren! Voor 2006 Beaufort worden kerken en kapellen omgedoopt tot sanctuaria van schilders en hun kunst. Hedendaagse schilderkunst is verassend dichtbij!’
Waar zitten de vrouwelijke deelnemers?
Als we de deelnemers van deze 2006 Beaufort bekijken, zien we daar opvallend weinig Belgen bij, en ook weinig vrouwen…
‘Ik heb daar een eigen mening over. Vrouwen en mannen hebben elk hun karakteristieken. Mijn keuze wordt niet bepaald door Belg, vrouw of man. Dat gegeven speelt geen rol. Het belangrijkste is de interactie tussen de kunstenaar en de plaats. Maar binnen de verzameling beeldhouwwerken, installaties en schilderijen, schitteren toch een aantal Belgische namen zoals Jean Bilquin, Luc Zeebroek, Luc Van Soom, Bart de Zutter, Jan Van Imschoot en Jan Fabre! We hebben trouwens een topfiguur uit de hedendaagse kunst, namelijk Louise Bourgeois. Deze dame is inmiddels 95 jaar oud, werd in Parijs geboren, maar leeft en werkt nog steeds in New York. Ze is het boegbeeld van de moderne kunst en groot bewonderaar van
Ensor. Haar werk Maman koestert het graf van Ensor in Oostende. De spin als metafoor voor de creatie uit het niets. Ze spint haar draad uit haar eigen lichaam en maakt zo haar web(kunst).’
Daarmee raken we, naast Magritte, een tweede belangrijke historische figuur aan in dit opzet, namelijk James Ensor…
‘Ja, het is één van mijn stoute dromen: de aankoop van dit beeldhouwwerk waardoor het kan blijven staan als een hedendaags mausoleum. Een grotere hulde aan Ensor kan niet.’
Willy Van den Bussche stimuleert al geruime tijd beginnend talent om in een bepaalde richting te gaan. Zo raadde hij Marie-Jo Lafontaine, toen ze in 1977 met haar monochrome textiel, de Prix de la jeune peinture Belge won, aan door te gaan in het toen nog zeer nieuwe medium videokunst…
‘Dat klopt. Met sommige kunstenaars sluit je door de vele contacten ook vriendschap. Soms houdt dat ook wel een gevaar in omdat, als je objectief wil blijven, dit tot discussies kan leiden. Ik tracht met de kunstenaars een goede relatie op te bouwen, tot een niveau waarbij ik nog artistiek neutraal met hen kan omgaan. Marie-Jo Lafontaine raadde ik inderdaad aan haar video-installaties verder uit te diepen. Over het werk van Luc Tuymans zette ik een eerste tentoonstelling op. Men heeft ingezien dat schilderkunst tijdloos is. Ook Jan Fabre kon al heel vroeg op mijn steun rekenen. Het blijft trouwens één van de meest fantastische hedendaagse Belgische kunstenaars in de wereld. Zijn kunsttoepassingen in diverse disciplines getuigen van een gedegen vakmanschap. Na Searching for Utopia, de inzending van Fabre voor 2003 Beaufort, zal deze zomer zijn nieuwe creatie ongetwijfeld opnieuw een publiekstrekker worden.’
De interactie met het publiek
Zo komen we terecht bij de interactie met het publiek. De passanten, worden willens nillens geconfronteerd met kunstwerken. Dat is iets heel anders dan wanneer ze een ticketje moeten kopen vooraleer ze iets dergelijks te zien krijgen…
‘Bij hedendaagse kunst moet je de mensen kunst laten ervaren. Je moet de objecten plaatsen, daar waar het volk automatisch langs loopt. Belangrijk hierbij is de informatieoverdracht. Je moet de passanten inlichten, in een museum doe je dit ook. Dat is de toegevoegde actieradius van het museum en nadien komen dan ook velen naar het museum.’
Mensen die je anders nooit bereikt, wakker schudden, dus…
‘Ja, je brengt een breed publiek in contact met waardevolle kunstwerken en verwijst meteen naar het museum.’
Blijft het niet steeds een gevecht tegen de bierkaai? Waar blijft Van den Bussche de energie vandaan halen om dergelijke projecten te lanceren?
‘In elk beroep ken je pieken en dalen. Mijn beroep blijft echter mijn passie, met de steun van mijn vrouw en drie kinderen. De appreciatie van vele bezoekers en het geloof van de sponsors, zowel de overheid als de privésponsors, geven me de energie om dit verder te doen. In 1998 kreeg ik de titel Overheidsmanager van het jaar. De tentoonstelling Van Ensor tot Delvaux was hiervoor de aanleiding. 350 000 bezoekers kwamen over de vloer. Deze onderscheiding kwam voor velen aan als een donderslag bij heldere hemel. En de boer, hij ploegde voort!’
Na het heerlijke Italiaanse diner rijden we terug richting Museum. Daar krijg ik amper de mogelijkheid om de heer Van den Bussche te bedanken voor de babbel – zijn medewerkers eisen hem onmiddellijk op…