
WIM DELVOYE UIT MIJN ARCHIEF - PORTRET 2006
Wim Delvoye
‘Ik vind het heerlijk om stront te verkopen!’
Wanneer ik aanbel, springt Wim Delvoye uit zijn bed. Tenminste, dat vermoed ik, want ik zie hem haastig een witte badjas met capuchon aanschieten op het moment dat ik mijn hoofd om de hoek van zijn atelier steek. Het is er een puinhoop. Zo goed als alles is verhuisd naar zijn nieuwe atelier, expositieruimte, kantoor annex woning aan de achterkant van het pand aan de Kliniekstraat in Gentbrugge. Na een verfrissende douche neemt welriekende Wim plaats tegenover mij, schenkt zichzelf een glas Cécémel in, vraagt terloops of ik er ook een wil, en steekt een sigaret op.
Wasteland
‘Misschien kan ik koffie zetten’, zegt de kunstenaar tussen de diepe inhalaties door, ‘maar ik vrees ervoor. Ze hebben de koelkasten en de koffiemachine al meegenomen. Boven is het een waar wasteland. Daar stond mijn bureau en dat van mijn assistenten. Ik heb hier vijftien jaar heel intensief gewerkt en gewoond. Ik zag verscheidene generaties assistenten voorbijtrekken, en ook wat vriendinnen’, voegt hij eraan toe. ‘In zekere zin ben ik er niet goed van om hier weg te gaan en tegelijkertijd fantaseer ik al over nieuwe plekken om te wonen. Ik hou niet van verhuizen. Ik kan zelfs niet langer dan twee weken van huis zijn voor mijn werk.’
De energieke Wim Delvoye springt van de hak op de tak: ‘Ik voel me soms serieus gevangen in mijn job. Sinds gisteren ben ik terug uit Taiwan. Springen van de ene deadline naar de andere, van Gent naar Bejing, waar ik verschillende dingen heb lopen (zoals getatoeëerde varkens, nvdr). Altijd maar voortgedreven door stress. Ik doe niets anders dan werken. Ik kan niets anders. Soms denk ik dat ik iets als een privéleven moet hebben, al is het maar om met Kerstmis of op 1 mei wat te doen te hebben. Maar voor een privéleven moet je ook lopen, dus ben ik op 2 mei weer heel blij dat ik er toch maar niet aan begonnen ben. Even paniek tijdens een moment van zwakte, meer niet. Bij nader inzien loopt alles eigenlijk prima!’ besluit Wim Delvoye opgelucht.
Kunstenaar?
Delvoyes kunst bevindt zich op het scherp van de snede. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Is wat ik maak kunst? Mensen komen mijn atelier binnen en vragen met ongeloof in hun stem: is dat kunst? Ja, dat is kunst! Een beetje wel en een beetje niet.’
Het banale tot kunst verheffen –zoals uitgeknepen jeugdpuistjes (Sybille, video, nvdr), kakken (Cloaca of de kakmachine, installatie, nvdr) knorrende en later opgezette getatoeëerde varkens of varkenshuiden– is z’n handelsmerk geworden. Want Wim Delvoye is naast kunstenaar vooral ook handelaar in zijn eigen kunstuitingen. Zijn kunstwerken worden door hem bedacht, maar vaak geproduceerd door anderen, zoals de varkens die op zijn Chinese farm onder handen worden genomen door Chinese tatoeagekunstenaars.
‘Soms doe ik er zelf ook een paar’, zegt hij. ‘Ik heb leren tatoeëren, want ik kan tenslotte tekenen. We brengen de varkens onder narcose tijdens de tatoeëersessie, dus ze voelen er niets van. Wanneer ben je een echte kunstenaar? Is er een moment tijdens je puberteit dat je dit beslist, of begint het met je studiekeuze? Ik heb kunstacademie in Gent gedaan. Verleent me dat een echtheidsgarantie? Wellicht ben je pas kunstenaar wanneer men vindt dat je volwaardig werk maakt… Ik weet het niet, het enige wat ik wel weet, is dat het heel moeilijk is om taxonomieën te maken van kunst. Dat is kunst en dat niet! En dit is ervoor en dat daarna… Heel veel van de discussies over mijn werk in de beginperiode waren dichotomieën in de zin van hoog en laag, kunst en kitsch. Wim speelt daarmee, werd er dan gezegd. Maar ja, dat is de taxonomie van de ander die aanduidt wat volgens hem of haar hoge kunst en lage kitsch is. Dat spelletje speel ik niet mee.
Op mijn werken staat nu eenmaal niet met grote letters geschreven: DIT IS KUNST! De olieverfschilderijen van Luc Tuymans wel, hé. Die schreeuwen dat ze kunst zijn. Olieverf op doek! Wereldwijd wordt dat nog altijd beschouwd als het kunstwerk pur sang.’
Kennen Wim en Luc elkaar?
‘We kennen elkaar vrij goed en ik heb zeer veel bewondering voor zijn werk.’
En Fabre?
Wim Delvoye kijkt glimlachend omlaag.
‘Op één of andere manier komt hij altijd met werk aanzetten dat heel sterk op het werk van een ander lijkt. Als bewijs dat hij al jaren met dat idee rondloopt, tovert hij vervolgens een soort voorloperwerk uit de jaren zeventig te voorschijn. Dat is dan de ultieme legitimatie. Het probleem met Jan is dus dat hij altijd wel in iemands vaarwater bezig is. Dat maakt hem niet bepaald populair in het kunstwereldje. Wat zijn theaterwerk betreft, geef ik hem het voordeel van de twijfel.’
Waar ligt het begin van Wims kunstenaarschap?
‘Bij mijn eerste volwaardige werk, de Delfts blauwe gasflessen. Mocht je ooit zo’n gasfles tegenkomen… tegenwoordig zijn ze flink wat geld waard. Dat werk weerspiegelt heel mooi mijn situatie en enthousiasme als beginnend kunstenaar. Ik gebruik geen hoogwaardige materialen –zelfs de verf is van slechte kwaliteit– want het werk mag niet te gesofisticeerd zijn. Dezelfde opvatting vind je terug bij de houten betonmolens, in bijvoorbeeld Wedgewood imitatie (Concrete Mixer, houtsculptuur, nvdr). Het lijkt porselein, maar de molens zijn van geverfd hout. Dat de verf mettertijd gaat vergelen, en het hout gaat kraken, is er juist zo mooi aan. Eigenlijk krijgen mijn kunstwerken pas een artisanaal aspect dankzij de tand des tijds. Als je naar de Delfts blauwe gasflessen kijkt, kun je nog de jonge Wim te voet naar de Brico zien lopen om de goedkoopste emailverf te gaan halen. In het pretentieloze zit de authenticiteit, de charme. Het feit dat ik geen geld had, heeft me in zekere zin beschermd tegen mezelf. Succes is niet altijd goed, want het weerhoudt je om verder te zoeken.’
Creatieve tijd
‘Soms duikt er een vroeg werk van me op en sinds ik naam gekregen heb, lopen de mensen er dan regelrecht mee naar Christie’s. Buitengewoon gênant dat zo’n veilinghuis wordt geconfronteerd met een prul uit mijn jonge jaren. Ik word er triestig van dat mensen dit achter mijn rug doen. Net alsof ze, als je even niet kijkt, in je vuilnisbak komen graaien. Er zijn veel miskleunen nodig om tot iets goeds te komen. Alle grote kunstenaars tonen uiteindelijk de gekuiste versie van hun werk, want wie loopt er nou met zijn fouten te koop? Ik vind het zielig dat er mensen zijn die proberen te profiteren van het gegeven dat ieder kunstenaarschap in volledige naïviteit begint.
Als jonge gast heb ik voor kunst gekozen door naar de kunsthumaniora en de kunstacademie te gaan. Ik tekende graag, ook al was ik gewaarschuwd dat je er niet van kon leven. Het water zal altijd tot aan je kin komen, luidde de waarschuwing. Wie had toen gedacht dat het ook anders kon lopen? Spiritueel en materieel rijk worden dankzij je werk, je eigen ruimte laten bouwen, de wereld rondreizen… ik was daar totaal niet op voorbereid. Weet je, ik vraag me nog iedere week verwonderd af hoe ik al die jaren door al die mazen van al die netten ben geglipt…’
Het is alsof hij ineens de juiste ader had aangeboord, de spijker op de kop had geslagen met zijn ideeën…
‘Ja,’ meldt Wim Delvoye enthousiast, ‘soms denk ik dat ook weleens. Net alsof in één keer het licht aanging. PAF! Natuurlijk heb ik die gedachte ook wat geholpen door af te rekenen met onvolwaardige jeugdwerkjes’, zegt hij er met een grote glimlach bij. ‘Ik was vrij jong toen ik succes begon te krijgen: eenentwintig. Ik heb eigenlijk nooit een andere job gehad, behalve een vakantiejob als rekkenvuller in een supermarkt. Waarschijnlijk ligt die supermarktervaring aan de basis van mijn grote verzameling Cécémeldozen en La-vache-qui-rit-verpakkingen van de laatste vijfentwintig jaar. Het kost me behoorlijk wat geld om het allemaal te laten catalogiseren.’
Een atelier vol assistenten
‘Ik heb vier volledig ingeschreven assistenten. Dat is best zwaar, er is altijd wel iets; en om vijf uur zijn ze weg’, zucht Delvoye. ‘Voor mij stopt het nooit, hé. Maar blijkbaar ben ik geen slechte werkgever, want ze zitten hier toch al langer dan vier jaar. Gianni runt de zaak. Zelf heeft ook hij een assistent. Zij klasseert de foto’s en dat zijn er nogal wat. En dan werken er nog twee als architect opgeleide computerdeskundigen voor mij. We gebruiken voornamelijk een 3D-programma (AutoCad, ontworpen voor architecten, nvdr) waarmee al mijn werken gedigitaliseerd worden, en waarmee we ook nieuwe werken maken. Alles wat ik bedenk, wordt namelijk eerst op computer uitgewerkt. Zelfs bronssculpturen worden heel bewust op computer vormgegeven zodat er amper nog een artisanaal aspect aan kleeft. We zijn nu bezig met een gigantisch bronzen beeld voor een expositie in Zürich. Het is zo’n negen meter lang. Op zich al een record! Dat beeld is voor zestig procent met de computer gemaakt.’
Wims gsm rinkelt. Er ontspint zich een heftig telefoongesprek. Wim moet aanwezig zijn in een studio in Californië als de vrouw van Marilyn Manson, Dita Von Teese, haar naakte kunstjes in een levensgroot Martiniglas opvoert.
‘In augustus kun je in Zürich zien wat daarvan geworden is. Meer kan ik er niet over zeggen’, glimlacht Wim Delvoye als het telefonisch onderhoud met de galeriehoudster eindelijk is afgesloten.
Semi-kunstenaar, semi-wetenschapper, fulltime ondernemer?
‘Ongeveer één keer per jaar heb ik een goed idee. Dat idee wordt dan op een projectmatige manier aangepakt, onderzocht en uitgevoerd, wat me handen vol geld kost. Een project als Cloaca was onwaarschijnlijk duur, als je weet dat enkel het programmeren van die machine me zo’n twee miljoen Belgische Frank (ongeveer 50 000 euro) gekost heeft. Dan heb ik het nog niet over het team van wetenschappers dat zich gebogen heeft over hoe we de bacteriën en enzymen in menselijke darmen naar glazen laboratoriumflessen konden overbrengen. Maar Cloaca was een project dat me na aan het hart lag. Het meest primair menselijke waar het minst over gepraat wordt, ga je ontmenselijken door er een machine van te maken. Fantastisch!
De ideeën die ik heb, inspireren me tot het belichten van zoveel mogelijk facetten. Van Cloaca bestaan vijf versies die allemaal iets anders kunnen. Van de glazen goal (een voetbalgoal met in plaats van een net, glazen gebrandschilderde ramen, nvdr) heb ik er twaalf gemaakt, en de getatoeëerde varkens zijn een ongoing project waar ik pas in het jaar van het zwijn mee stop (volgend jaar, nvdr). Veel ideeën zijn blijven liggen wegens te duur of onuitvoerbaar. Ik ben dus zowel entrepreneur als kunstenaar als semi-wetenschapper. Want het procedé achter mijn kunstwerken moet ik kunnen begrijpen. Bij het uitdenken en realiseren van Cloaca bijvoorbeeld kwam behoorlijk wat wetenschap kijken.
Wat ik doe, beschouw ik ook als een soort guerrilla. Ik pak conventionele wapens op zoals economie, politiek en handel en ga dan het spel meespelen met iets dat intrinsiek al iets controversieels in zich draagt. Zo ben ik met Cloaca naar de beurs gegaan en verkocht ik stront tegen drieduizend euro per stuk. Ik vind het heerlijk om stront te verkopen! Het was mijn aanzet tot een soort artistieke economie. Een persiflage op de markteconomie. Bovendien weet ik nu alles over… ons metabolisme.’
Humor in beelden
Delvoyes werk wordt ook op de voet gevolgd door verscheidene kunstverzamelaars zoals Fernand en Carine Huts van Katoen Natie…
‘Onze samenwerking is in 1992 begonnen. Het eerste beeld dat ze van mij kochten was Rose des Vents: vier bronzen antropomorfe sterrenkijkers. Als zij het niet gekocht hadden, waren we in de problemen gekomen. Ze hebben sindsdien mijn werk verzameld; ze hebben zelfs meegewerkt aan de productie van sexy röntgenfoto’s die ik door verscheidene radiologen in ziekenhuizen heb laten maken. Hoewel de beelden choqueren, zijn het heel brave koppels die hebben geposeerd. Ik sta er zelf ook op. Uiteindelijk was er niets erotisch of opwindends aan de fotosessies. Ik zat ergens voor een schermpje. De man kreeg een soort pre-viagraprik om een erectie te veroorzaken, terwijl ik van achter de monitor aanwijzingen gaf: een beetje meer naar links, een beetje meer naar rechts, niet meer bewegen!’
Het leverde behoorlijk schokkend materiaal op. Eén foto toont een tong die de aars van een varken likt... (Lick pig, nvdr). ‘Dat doe ik zelf,’ zegt Wim Delvoye, ‘terwijl ik nota bene smetvrees heb. Het varkentje was diepgevroren en verpakt in cellofaan. Toch even slikken… Als je kunst wil maken, moet je springen en niet naar beneden kijken.’
Tot slot bewonder ik het nieuwe gebouwencomplex dat Wim Delvoye heeft laten neerpoten. Ik maak kennis met zijn assistenten, krijg eindelijk koffie en bekijk digitale driedimensionale computerbeelden, opgezette varkens en getatoeëerde varkenshuiden: Mickey Mouse aan het kruis, ingelijste huiden met Louis Vuitton-tekentjes.
Het is overweldigend, vaak humorvol, soms geniaal en meestal choquerend. Ik ben benieuwd wat voor verrassingen deze kunstenaarondernemer de komende jaren nog voor ons in petto heeft…
Tekst: Dorine Esser
Foto's: Elisabeth Broekaert
Isel magazine juli - augustus 2006